5.3 E?n theorie, twee vormen van integratie
De twee, voor Habermas, verschillende vormen van integratie moeten bekeken worden vanuit een ander standpunt. De eerste vorm, sociale integratie, moet gezien worden vanuit het perspectief van de participant. (Habermas, 1981, p.176) De participant is dan ??n van de actoren die deelneemt aan de communicatieve onderhandelingen waarover eerder sprake. Hij laat zich leiden door de situatiedefinities zoals voorgeschreven door de leefwereld. Van daaruit komt hij tot wederzijds begrip met zijn medecommunicators en zo tot sociale integratie. De tweede vorm, systeemintegratie, moet dan weer bekeken worden vanuit het standpunt van de observator. (Habermas, 1981, p.176) E?n individuele actor kan de wederzijdse afhankelijkheid van de systemen waaraan hij deelneemt nooit vatten. Deze systeemintegratie moet bekeken worden van buiten af.
Ook in de aard van reproductie verschillen de twee vormen van integratie volgens Habermas. De sociale integratie zorgt immers voor de symbolische reproductie van een leefwereld. In communicatieve handelingen worden (een deel van) de situatiedefinities actueel gemaakt en zo gereproduceerd. De systeemintegratie echter reproduceert het materi?le gedeelte van de samenleving. (Habermas, 1981, p.186) De subsystemen zorgen elk voor de productie van goederen die eigen zijn aan hun structuur en functie. Zo produceert de economie bijvoorbeeld geld. Elk subsysteem produceert dat goed dat haar tot een afzonderlijk subsysteem maakt, een goed zonder hetwelk de andere subsystemen niet kunnen voortbestaan. Het materi?le goed kenmerkt dus de specialisatie van het subsysteem en vanuit dat proces ontstaat dan de wederzijdse afhankelijkheid of de systeemintegratie. Deze symbolische reproductie en materi?le reproductie bevinden zich op twee verschillende niveaus en kunnen daarom onmogelijk met elkaar gelijkgesteld worden.
6.DE MAATSCHAPPIJTHEORIE VAN PARSONS ANDERS BEKEKEN
Door de ogen van Habermas moeten we Parsons? maatschappijtheorie als volgt zien: de samenleving bestaat uit individuen (actoren) en subsystemen. De individuen staan in voor de sociale integratie van de samenleving en de subsystemen voor de systeemintegratie. Beiden zijn nodig voor het voortbestaan van onze maatschappij. Immers, zonder een gedeelde leefwereld zou niemand nog op een zinvolle wijze kunnen communiceren en zou er geen solidariteit meer te vinden zijn. Zonder deze solidariteit en wederzijds begrip zou de samenleving eenvoudigweg ophouden te bestaan. Zonder de functionele afhankelijkheid echter ook. Een subsysteem op zich zou niets meer zijn, omdat het goederen van een ander subsysteem nodig heeft voor haar functioneren. Wanneer de subsystemen hun specialisatie, en dus differentiatie, zo ver zouden doorvoeren dat ze mekaars goederen niet meer nodig hebben, voor wie produceren ze dan nog? De samenleving zou wederom niet meer kunnen overleven.
Parsons heeft deze twee functies van de integratie wel ingezien, maar hij definieert de twee vormen van integratie teveel onder een zelfde noemer. Volgens Habermas zou hij ze moeten onderscheiden als twee totaal verschillende integratiewijzen die toch allebei nodig zijn voor het behoud van onze samenleving. Pas dan zou zijn maatschappijtheorie waar kunnen maken wat ze beoogt te doen.